willen we verder, botsen we op tegen de onwrikbare ruggen van trollen.
zij hebben wortels die zich al jaren op geheime locaties vertakken.
de grond is er dor en stemmen klinken er ijl. dringt nu tot ons door
het tromgeroffel, we zien hoe ze voorwaarts marcheren, de linies
verschuiven. ze graven zich nog dieper in. zij vertrouwen geen sprookjes
waarin mensen verdwalen en helden zich opofferen voor het algemeen goed.
zij doen alsof ze slapen en geen honderd jaar hen wakker kan krijgen.
ze zweren samen en weigeren vleugels uit vrees voor een teveel aan
gewicht. kloppen zich wit van woede op de borst, brengen verzoenende
taal als diefstal aan het licht. tonen vol trots de vlijmscherpe bijl
die hun hand siert. willen we luisteren, dan moeten we het lichaam
voorover buigen, het oor doen bloeden. hen andermaal vragen, beleefd,
om plaats te maken.