Ann Van Dessel

psalm

Bijgewerkt: 11 jul 2022

opgedragen aan Rutger Kopland

1.1

bij koorn en most

dan zal dit huis niets meer zijn dan

een uitgewoond woord dat in ontslapen talen

rijmt op huid en gaffelkruis

we hebben muren gedacht en de muren trokken zich op

aan de hemel. we hebben hoeken aan de hemel genaaid

en lieten een deur binnen. de honger klopte in meervoud aan

en scheurde een binnenzee uit onze buik. we kregen niet genoeg

van stenen en gooiden hoge ogen in de bomen. takken lieten los

en vielen in kruisverband de grond aan. toen rolde het water

in wolken over het land. we schreeuwden

dat we deze zeeën niet kenden. jullie zijn de oceaan,

zei de aarde, en ze draaide ons haar as toe.

1.2

’t is alles wind

omdat we water zijn, vlechten we zonlicht,

wuiven naar wie we een eeuwigheid geleden

zonet nog waren maar we zien ons niet. alleen

de lege plek blijft opgeschoond liggen in de tijd.

dan zullen we opstaan uit een kristallen ei

van andara, wandelen in windblauw licht

en elkaar bij de adem noemen