Philip Hoorne

Plezierboot

Bijgewerkt: 18 jun 2023

Vanuit de voorsteven rolt de boot
 
een golvend tapijt uit met aan beide
 
uiteinden franjes en lappen schuim
 
die tegen de oever klappen en klotsen.
 

 
De grote zon slaat blinkende zeisen
 
achter de boot aan in het door wind
 
bewogen korenveld waarboven zwarte

kraaien een Van Gogh nabootsen.
 

 
Op het dek zit een meermin in monokini
 
te zonnen zonder mij te zien.
 
Misschien zit zij zoals ik haar beide
 
gebronsde borsten te bewonderen.
 

 
Ik erger mij omdat de grote zon
 
haar blinkende zeisen in het water slaat

en vandaar haar bliksems naar
 
mijn verblinde ogen op laat flitsen.

Willy Spillebeen

Het gedicht ‘Plezierboot’ komt uit de lijvige bundel Pigment van een bestaan, een uitgave van Uitgeverij P, die begin dit jaar verscheen bij de 90ste verjaardag van Willy Spillebeen.

Ik weet niet hoever de roem van Willy Spillebeen in ons taalgebied reikt. In (Zuid-)West-Vlaanderen is hij in elk geval een bekend en geliefd schrijver. Hij debuteerde in 1959 en schreef een omvangrijk oeuvre bij elkaar: poëzie, proza, essays, vertalingen… De voor zijn leeftijd bijzonder kwieke Spillebeen is een uiterst aardig en aimabel man. Als ik het geluk heb om zelf nog tot de levenden te behoren, zal ik er waarschijnlijk bij zijn als hij in 2032 zijn 100ste verjaardag viert met een zoveelste publicatie.

Ter introductie van het gedicht ‘Plezierboot’ mag ik niet onvermeld laten dat Willy Spillebeen van in zijn woonkamer uitkijkt over de Leie. Ontelbaar zijn de boten die hij al aan zijn vensterraam voorbij zag varen. Mocht er een wedstrijd dichie-over-bootje-varen-maken bestaan, dan heeft deze dichter een streepje voor. Alles begint met kijken. En toch, je moet het nog altijd doen, een resem voortreffelijke verzen produceren.

Voortreffelijk is dit gedicht alleszins. Hoe de boeg het water opensplijt en wat zich in het kielzog afspeelt, wordt op een beeldende en poëtische manier minutieus beschreven. De verwijzing naar de zeis en het korenveld verrassen niet; Willy Spillebeen is een landbouwerszoon.

De dichter kijkt naar de voorplecht, volgt de lijn die het bootje door het water trekt, en belandt snel bij de achtersteven. Veel tijd is er niet nodig om het vaartuig helemaal waar te nemen, het gaat hier immers om een plezierboot. De o- en oo-klanken zijn in dit gedicht ruimschoots aanwezig. Ze staan voor het rollen van het bootje over het water.

In de derde strofe krijgen die het gezelschap van de m-klank, met de m van ‘mmmm’, lekker. De m van meermin in monokini. En de bezwerende z-klank, de z van de betrapte voyeur, de z die doffer klinkt dan de sissende s van ‘stil maar’. De aanschouwer wil niet dat de meermin in zijn richting kijkt en schaamrood op zijn wangen tovert.

De meermin nog wat langer aanschouwen, is niet evident. Het bootje snelt voorbij en bovendien wordt de kijker verblind door de zon die blikkert op het achter de boot opgezwiepte water. Let op de korte i-klanken van ‘ik’, ‘blinkende’, ‘in’, ‘bliksems’, ‘verblinde’ en ‘flitsen’. Tjak, tjak, tjak, elke i-klank is een flits van de zeis.

Dit eenvoudig maar oerdegelijk klassiek gedicht bestaande uit vier gave kwatrijnen gaat over meer dan een man die naar blote borsten staart. Zonder zich daarvan bewust te zijn ergert hij zich misschien om de onmogelijkheid de vrouw te benaderen en met haar kennis te maken? Omdat degene die aan het roer staat, en waarvan ik vermoed dat het een man is, wel ongegeneerd haar torso van dichtbij kan bewonderen? Speelt hier een vorm van primaire jaloezie?

De meermin in monokini op het dek en de aanschouwer achter het raam, zij kunnen niet tot elkaar komen, niet in de eerste plaats omdat het water te diep is, zoals dat voor de koningskinderen het geval was, maar omdat dit een toevallige non-ontmoeting is, en zo zijn er vele in een mensenleven, het gros eigenlijk.

Is dit een gedicht over fundamentele eenzaamheid? Het plezier waar in de titel naar wordt verwezen, is voorbehouden aan zij die varen. Wie aan wal staat, maakt zichzelf wijs dat bootjes kijken leuk is, en dat is het ook, maar toch ook niet. Bootjes kijken is altijd een beetje pijnlijk. Wie naar een bootje kijkt, wil voor eventjes aan boord klimmen. Niet noodzakelijk om naar blote borsten te kijken.

Philip Hoorne