Astrid Arns
Bijgewerkt: 17 jan 2021
We drinken, gooien ons keurslijf af, hij en ik
Terwijl er in de hoeken van ons hoofd iets loert
en los wilt komen, een dier dat opgegraven ligt.
Straks lopen we elkaar als onverschillige honden voorbij,
zien slechts het glas tussen de stenen.
Hoe ver we ook gaan, we weten dat verdwijnen
slechts mogelijk is in de kloof van de slaap.
Daar tilt hij mijn lichaam op zodat ik zie
wat er boven zijn hoofd gebeurt.
Het lijkt alsof er een deksel van de aarde wordt gelicht
en alles zich op één plaats heeft verzameld.