Antony Samson

Dag en nacht

I

In dit helle tegenlicht ben je eender welke vrouw

mocht ik je niet herkennen aan de jacht in je pas.

Nu je nadert beken je kleur. Niemand ziet

hoe ik je borsten afweeg tegen zelfbehoud.

Herinner mij er morgen aan. Vandaag

verdien ik witte hitte en zwartgelakte nagels.

Je plant ze tussen onderwerping en gezag,

kerft een spoor naar een eerste hoogtepunt

van de dag. Langs je lippen smoort mijn naam.

Alle hoeken van de kamer vouwen dicht.

II

Met opgetrokken knieën op de vensterbank

omarm je de hitte in je teruggewonnen lijf.

Je voorhoofd glanst een prestatie in de gloed

van neonreclame. Langs het open raam vervliegt

je blos in het zog van je laatste trein. Bij jou duurt

nagenieten de lengte van een sigaret. Ik laat

een restje begeerte langs mijn benen lopen,

hamster je geur in de kreuken van het dekbed

en snuif mijn eigen revolutie op. De nacht

glijdt als een zijden badjas van je schouders.

III

Ochtendkilte likt me wakker. Mijn ogen wennen

aan de gedachte dat wij zorgen voor later zijn.

Je leunt met je ellebogen op het raamkozijn,

duwt je derrière mijn richting uit en in de kuip

van je rug baadt het gloren. Ik rek me uit

de impasse, sluip dichter, druk mijn intenties

tegen je billen. De uren kwamen tekort mijn liefste

om je vel te herstellen van nóg en méér en luider

en de kamer ligt aan flarden na vannacht.

Nu sta je hier, ook al ben je reeds vertrokken.